1. MWB
  2. Werkwoord vervoegen
  3. rust

Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

EN: to rust    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Gerund
rusting

Present simple (ott)
I rust
you rust
he rusts
we rust
you rust
they rust

Present perfect (vtt)
I have rusted
you have rusted
he has rusted
we have rusted
you have rusted
they have rusted

Past Simple (ovt)
I rusted
you rusted
he rusted
we rusted
you rusted
they rusted

Past perfect (vvt)
I had rusted
you had rusted
he had rusted
we had rusted
you had rusted
they had rusted

Present future (ottt)
I will rust
you will rust
he will rust
we will rust
you will rust
they will rust

Present future perfect (vttt)
I will have rusted
you will have rusted
he will have rusted
we will have rusted
you will have rusted
they will have rusted

Past future (ovtt)
I would rust
you would rust
he would rust
we would rust
you would rust
they would rust

Past future perfect (vvtt)
I would have rusted
you would have rusted
he would have rusted
we would have rusted
you would have rusted
they would have rusted


Voorbeelden

  1. Rust proof
    Roestvrij
  2. Axles to axles, rust to rust, amen.
    Van draagas tot draagas, roest tot roest, amen.
  3. Go rust yourself.
    Roest toch kapot.
  4. This tastes like rust.
    Dit smaakt naar roest.
  5. The pins will rust.
    De pinnen zullen roesten.
  6. ? She 's no rust bucket!
    Het is geen roestbak!
  7. What do you think, Rust?
    Wat denk jij, Rust?
  8. I just let it rust.
    Ik laat het maar zo.
  9. Rust monsters ate his face.
    Roest monsters aten zijn gezicht op.
  10. What do we do, Rust?
    Wat moeten we doen, Rust?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden



Vaakst vervoegd

Hier zie je een overzicht van de 30 vaakst vervoegde werkwoorden voor de vijf talen die we op mijnwoordenboek gebruiken.

Nederlandse werkwoorden

willen verdienen worden zijn vinden bedoelen kunnen houden hebben meten vermelden vertellen varen gelden beantwoorden zeggen bestellen begeleiden updaten reizen bereiden leiden plannen gaan verwijderen stelen bidden besteden denken bellen

Franse werkwoorden

être avoir aller faire pouvoir vouloir venir devoir voir prendre savoir partir connaître recevoir dire mettre finir lire boire choisir envoyer sortir falloir dormir écrire appeler croire manger devenir vivre

Duitse werkwoorden

sein werden haben können mögen gehen wollen müssen essen finden sehen stressen lesen dürfen fahren misten sollen kommen nehmen tun machen geben sprechen lassen helfen laufen arbeiten wohnen schlafen halten

Spaanse werkwoorden

ser sentir tener hacer ver teñir ir estar servir haber poder mentir querer dar fuir saber decir hablar salir empezar volver comer seguir vivir gustar pedir encontrar grillarse latir pensar llamar conocer preferir jugar llegar

Engelse werkwoorden

send read be have spend choose go lead mean hear teach lie think see quit can do build meet take say get run fall fair buy put eat lay make learn wear begin barbecue will give find want know drink work write try