Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: rumblen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gerumbled

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik rumble
jij rumblet
hij rumblet
wij rumblen
jullie rumblen
zij rumblen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gerumbled
jij hebt gerumbled
hij heeft gerumbled
wij hebben gerumbled
jullie hebben gerumbled
zij hebben gerumbled

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik rumblede
jij rumblede
hij rumblede
wij rumbleden
jullie rumbleden
zij rumbleden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gerumbled
jij had gerumbled
hij had gerumbled
wij hadden gerumbled
jullie hadden gerumbled
zij hadden gerumbled

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal rumblen
jij zult rumblen
hij zal rumblen
wij zullen rumblen
jullie zullen rumblen
zij zullen rumblen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gerumbled hebben
jij zult gerumbled hebben
hij zal gerumbled hebben
wij zullen gerumbled hebben
jullie zullen gerumbled hebben
zij zullen gerumbled hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou rumblen
jij zou rumblen
hij zou rumblen
wij zouden rumblen
jullie zouden rumblen
zij zouden rumblen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gerumbled hebben
jij zou gerumbled hebben
hij zou gerumbled hebben
wij zouden gerumbled hebben
jullie zouden gerumbled hebben
zij zouden gerumbled hebben

Gebiedende wijs
rumble

Aanvoegende wijs
rumble

Voorbeelden

  1. Ik hou van de rumble.
    I like the rumble.
  2. Je hebt Rumble aan het lachen gemaakt.
    You really made Rumble laugh.
  3. Maar Rumble kwam als eerste over de lijn heen.
    But Rumble crossed the finish line first!
  4. Ik geef hem een beetje eerst wat' Rumble in the Jungle'.
    I 'm giving him a little Rumble in the Jungle at first.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden