NL: rubriceren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gerubriceerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik rubriceer jij rubriceert hij rubriceert wij rubriceren jullie rubriceren zij rubriceren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gerubriceerd jij hebt gerubriceerd hij heeft gerubriceerd wij hebben gerubriceerd jullie hebben gerubriceerd zij hebben gerubriceerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik rubriceerde jij rubriceerde hij rubriceerde wij rubriceerden jullie rubriceerden zij rubriceerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gerubriceerd jij had gerubriceerd hij had gerubriceerd wij hadden gerubriceerd jullie hadden gerubriceerd zij hadden gerubriceerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal rubriceren jij zult rubriceren hij zal rubriceren wij zullen rubriceren jullie zullen rubriceren zij zullen rubriceren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gerubriceerd hebben jij zult gerubriceerd hebben hij zal gerubriceerd hebben wij zullen gerubriceerd hebben jullie zullen gerubriceerd hebben zij zullen gerubriceerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou rubriceren jij zou rubriceren hij zou rubriceren wij zouden rubriceren jullie zouden rubriceren zij zouden rubriceren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gerubriceerd hebben jij zou gerubriceerd hebben hij zou gerubriceerd hebben wij zouden gerubriceerd hebben jullie zouden gerubriceerd hebben zij zouden gerubriceerd hebben
|
Gebiedende wijs |
rubriceer
|
Aanvoegende wijs |
rubricere |