NL: rouwklagen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gerouwklaagd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik rouwklag jij rouwklagt hij rouwklagt wij rouwklagen jullie rouwklagen zij rouwklagen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gerouwklaagd jij hebt gerouwklaagd hij heeft gerouwklaagd wij hebben gerouwklaagd jullie hebben gerouwklaagd zij hebben gerouwklaagd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik rouwklaagde jij rouwklaagde hij rouwklaagde wij rouwklaagden jullie rouwklaagden zij rouwklaagden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gerouwklaagd jij had gerouwklaagd hij had gerouwklaagd wij hadden gerouwklaagd jullie hadden gerouwklaagd zij hadden gerouwklaagd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal rouwklagen jij zult rouwklagen hij zal rouwklagen wij zullen rouwklagen jullie zullen rouwklagen zij zullen rouwklagen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gerouwklaagd hebben jij zult gerouwklaagd hebben hij zal gerouwklaagd hebben wij zullen gerouwklaagd hebben jullie zullen gerouwklaagd hebben zij zullen gerouwklaagd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou rouwklagen jij zou rouwklagen hij zou rouwklagen wij zouden rouwklagen jullie zouden rouwklagen zij zouden rouwklagen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gerouwklaagd hebben jij zou gerouwklaagd hebben hij zou gerouwklaagd hebben wij zouden gerouwklaagd hebben jullie zouden gerouwklaagd hebben zij zouden gerouwklaagd hebben
|
| Gebiedende wijs |
rouwklag
|
| Aanvoegende wijs |
| rouwklage |