NL: ropeskippen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geropeskipt
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik ropeskip jij ropeskipt hij ropeskipt wij ropeskippen jullie ropeskippen zij ropeskippen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geropeskipt jij hebt geropeskipt hij heeft geropeskipt wij hebben geropeskipt jullie hebben geropeskipt zij hebben geropeskipt
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik ropeskipte jij ropeskipte hij ropeskipte wij ropeskipten jullie ropeskipten zij ropeskipten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geropeskipt jij had geropeskipt hij had geropeskipt wij hadden geropeskipt jullie hadden geropeskipt zij hadden geropeskipt
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal ropeskippen jij zult ropeskippen hij zal ropeskippen wij zullen ropeskippen jullie zullen ropeskippen zij zullen ropeskippen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geropeskipt hebben jij zult geropeskipt hebben hij zal geropeskipt hebben wij zullen geropeskipt hebben jullie zullen geropeskipt hebben zij zullen geropeskipt hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou ropeskippen jij zou ropeskippen hij zou ropeskippen wij zouden ropeskippen jullie zouden ropeskippen zij zouden ropeskippen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geropeskipt hebben jij zou geropeskipt hebben hij zou geropeskipt hebben wij zouden geropeskipt hebben jullie zouden geropeskipt hebben zij zouden geropeskipt hebben
|
| Gebiedende wijs |
ropeskip
|
| Aanvoegende wijs |
| ropeskippe |