Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: rondsjouwen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
rondgesjouwd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik sjouw rond
jij sjouwt rond
hij sjouwt rond
wij sjouwen rond
jullie sjouwen rond
zij sjouwen rond

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik rondsjouw
dat jij rondsjouwt
dat hij rondsjouwt
dat wij rondsjouwen
dat jullie rondsjouwen
dat zij rondsjouwen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb rondgesjouwen
jij hebt rondgesjouwen
hij heeft rondgesjouwen
wij hebben rondgesjouwen
jullie hebben rondgesjouwen
zij hebben rondgesjouwen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik sjouwde rond
jij sjouwde rond
hij sjouwde rond
wij sjouwden rond
jullie sjouwden rond
zij sjouwden rond

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik rondsjouwde
dat jij rondsjouwde
dat hij rondsjouwde
dat wij rondsjouwden
dat jullie rondsjouwden
dat zij rondsjouwden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had rondgesjouwd
jij had rondgesjouwd
hij had rondgesjouwd
wij hadden rondgesjouwd
jullie hadden rondgesjouwd
zij hadden rondgesjouwd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal rondsjouwen
jij zult rondsjouwen
hij zal rondsjouwen
wij zullen rondsjouwen
jullie zullen rondsjouwen
zij zullen rondsjouwen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal rondgesjouwd hebben
jij zult rondgesjouwd hebben
hij zal rondgesjouwd hebben
wij zullen rondgesjouwd hebben
jullie zullen rondgesjouwd hebben
zij zullen rondgesjouwd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou rondsjouwen
jij zou rondsjouwen
hij zou rondsjouwen
wij zouden rondsjouwen
jullie zouden rondsjouwen
zij zouden rondsjouwen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou rondgesjouwd hebben
jij zou rondgesjouwd hebben
hij zou rondgesjouwd hebben
wij zouden rondgesjouwd hebben
jullie zouden rondgesjouwd hebben
zij zouden rondgesjouwd hebben

Gebiedende wijs
sjouw rond

Aanvoegende wijs
rondsjouwe

Voorbeelden

  1. Zeven jaar de oude tas rondsjouwen.
    Seven years carrying the old bag around.
  2. Kijk nou hoe die brillenmansen met een lijkkist rondsjouwen.
    Look at those four-eyes carting around a coffin.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden