Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: rondhangen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
rondgehangen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik hang rond
jij hangt rond
hij hangt rond
wij hangen rond
jullie hangen rond
zij hangen rond

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik rondhang
dat jij rondhangt
dat hij rondhangt
dat wij rondhangen
dat jullie rondhangen
dat zij rondhangen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb rondgehangen
jij hebt rondgehangen
hij heeft rondgehangen
wij hebben rondgehangen
jullie hebben rondgehangen
zij hebben rondgehangen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik hing rond
jij hing rond
hij hing rond
wij hingen rond
jullie hingen rond
zij hingen rond

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik rondhing
dat jij rondhing
dat hij rondhing
dat wij rondhingen
dat jullie rondhingen
dat zij rondhingen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had rondgehangen
jij had rondgehangen
hij had rondgehangen
wij hadden rondgehangen
jullie hadden rondgehangen
zij hadden rondgehangen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal rondhangen
jij zult rondhangen
hij zal rondhangen
wij zullen rondhangen
jullie zullen rondhangen
zij zullen rondhangen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal rondgehangen hebben
jij zult rondgehangen hebben
hij zal rondgehangen hebben
wij zullen rondgehangen hebben
jullie zullen rondgehangen hebben
zij zullen rondgehangen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou rondhangen
jij zou rondhangen
hij zou rondhangen
wij zouden rondhangen
jullie zouden rondhangen
zij zouden rondhangen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou rondgehangen hebben
jij zou rondgehangen hebben
hij zou rondgehangen hebben
wij zouden rondgehangen hebben
jullie zouden rondgehangen hebben
zij zouden rondgehangen hebben

Gebiedende wijs
hang rond

Aanvoegende wijs
rondhange

Voorbeelden

  1. En hang rond in de bar
    And hang around in bars
  2. Ik hang rond met bij mijn vriendje.
    I 'm just hanging out at my boyfriend 's place.
  3. Hij hang rond met die spleetoog die checks int.
    He hangs out with that Chink who cashes checks.
  4. Rondhangen buiten.
    Wandering around outside.
  5. Beetje rondhangen.
    Just hanging around.
  6. Rondhangen met Angus.
    Hanging with Angus.
  7. Een beetje... rondhangen.
    Just hang out... A bit.
  8. We gaan rondhangen.
    We 're gonna hang.
  9. Wildplassen, rondhangen, ontucht.
    Urinating in public, loitering, public lewdness.
  10. Rondhangen met vrienden.
    Hanging out with friends.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden