Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: ronden

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gerond

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik rond
jij rondt
hij rondt
wij ronden
jullie ronden
zij ronden

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gerond
jij hebt gerond
hij heeft gerond
wij hebben gerond
jullie hebben gerond
zij hebben gerond

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik rondde
jij rondde
hij rondde
wij rondden
jullie rondden
zij rondden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gerond
jij had gerond
hij had gerond
wij hadden gerond
jullie hadden gerond
zij hadden gerond

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal ronden
jij zult ronden
hij zal ronden
wij zullen ronden
jullie zullen ronden
zij zullen ronden

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gerond hebben
jij zult gerond hebben
hij zal gerond hebben
wij zullen gerond hebben
jullie zullen gerond hebben
zij zullen gerond hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou ronden
jij zou ronden
hij zou ronden
wij zouden ronden
jullie zouden ronden
zij zouden ronden

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gerond hebben
jij zou gerond hebben
hij zou gerond hebben
wij zouden gerond hebben
jullie zouden gerond hebben
zij zouden gerond hebben

Gebiedende wijs
rond

Aanvoegende wijs
ronde

Voorbeelden

  1. Rond, Rond, ren rond.
    Round, Round, Run around,
  2. En rond, en rond, en rond...
    And around, and around, and around...
  3. Het hangt hier rond aan 1,950 ronden per seconde.
    It 's sticking up here around 1,950 cycles per second.
  4. En rond, en rond...
    And round, and round...
  5. Goed zo, rond, rond.
    That 's it, round, round.
  6. En de vlinder vloog rond' rond en rond'.
    And the butterfly flew 'round and' round.
  7. Ze rijden rond en rond.
    Go around... and around.
  8. Ontlasting gaat rond en rond.
    Feces going round and round.
  9. Het gaat rond en rond
    # It 's going around and around #
  10. Kijk om je heen, kijk rond, kijk rond, kijk rond.
    Look around, look around, look around, look around.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden