Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: ronddraaien

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
rondgedraaid

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik draai rond
jij draait rond
hij draait rond
wij draaien rond
jullie draaien rond
zij draaien rond

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik ronddraai
dat jij ronddraait
dat hij ronddraait
dat wij ronddraaien
dat jullie ronddraaien
dat zij ronddraaien

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb rondgedraaid
jij hebt rondgedraaid
hij heeft rondgedraaid
wij hebben rondgedraaid
jullie hebben rondgedraaid
zij hebben rondgedraaid

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik draaide rond
jij draaide rond
hij draaide rond
wij draaiden rond
jullie draaiden rond
zij draaiden rond

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik ronddraaide
dat jij ronddraaide
dat hij ronddraaide
dat wij ronddraaiden
dat jullie ronddraaiden
dat zij ronddraaiden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had rondgedraaid
jij had rondgedraaid
hij had rondgedraaid
wij hadden rondgedraaid
jullie hadden rondgedraaid
zij hadden rondgedraaid

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal ronddraaien
jij zult ronddraaien
hij zal ronddraaien
wij zullen ronddraaien
jullie zullen ronddraaien
zij zullen ronddraaien

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal rondgedraaid hebben
jij zult rondgedraaid hebben
hij zal rondgedraaid hebben
wij zullen rondgedraaid hebben
jullie zullen rondgedraaid hebben
zij zullen rondgedraaid hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou ronddraaien
jij zou ronddraaien
hij zou ronddraaien
wij zouden ronddraaien
jullie zouden ronddraaien
zij zouden ronddraaien

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou rondgedraaid hebben
jij zou rondgedraaid hebben
hij zou rondgedraaid hebben
wij zouden rondgedraaid hebben
jullie zouden rondgedraaid hebben
zij zouden rondgedraaid hebben

Gebiedende wijs
draai rond

Aanvoegende wijs
ronddraaie

Voorbeelden

  1. Vlieg recht, draai rond.
    Fly straight, turn around.
  2. Draai rond hem heen.
    Swing around again.
  3. Draai rond voor mij.
    Swing around for me.
  4. Oké, draai rond, draai rond zodat je haar op camera hebt.
    Okay, circle around, circle around so you get that girl on camera.
  5. Draai rond en pak hem.
    Swing around and get him.
  6. Draai rond, Nicole, ga naar beneden en...
    Turn round, Nicole, go down and...
  7. Nu draai rond en maak het klappen.
    Now turn around and make it clap.
  8. Til je shirt op, Quentin, en draai rond.
    Lift your shirt, Quentin, and turn around.
  9. Anders hadden we je allebei een draai rond je oren gegeven.
    Otherwise the both of us would just smack the hell out of you.
  10. Omhoog de lift, draai rond, krijgen de andere in het hoofd.
    Up the lift, spin around, get the other in the head.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden