Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: rondbrengen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
rondgebracht

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik breng rond
jij brengt rond
hij brengt rond
wij brengen rond
jullie brengen rond
zij brengen rond

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik rondbreng
dat jij rondbrengt
dat hij rondbrengt
dat wij rondbrengen
dat jullie rondbrengen
dat zij rondbrengen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb rondgebracht
jij hebt rondgebracht
hij heeft rondgebracht
wij hebben rondgebracht
jullie hebben rondgebracht
zij hebben rondgebracht

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik bracht rond
jij bracht rond
hij bracht rond
wij brachten rond
jullie brachten rond
zij brachten rond

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik rondbracht
dat jij rondbracht
dat hij rondbracht
dat wij rondbrachten
dat jullie rondbrachten
dat zij rondbrachten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had rondgebracht
jij had rondgebracht
hij had rondgebracht
wij hadden rondgebracht
jullie hadden rondgebracht
zij hadden rondgebracht

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal rondbrengen
jij zult rondbrengen
hij zal rondbrengen
wij zullen rondbrengen
jullie zullen rondbrengen
zij zullen rondbrengen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal rondgebracht hebben
jij zult rondgebracht hebben
hij zal rondgebracht hebben
wij zullen rondgebracht hebben
jullie zullen rondgebracht hebben
zij zullen rondgebracht hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou rondbrengen
jij zou rondbrengen
hij zou rondbrengen
wij zouden rondbrengen
jullie zouden rondbrengen
zij zouden rondbrengen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou rondgebracht hebben
jij zou rondgebracht hebben
hij zou rondgebracht hebben
wij zouden rondgebracht hebben
jullie zouden rondgebracht hebben
zij zouden rondgebracht hebben

Gebiedende wijs
breng rond

Aanvoegende wijs
rondbrenge

Voorbeelden

  1. Gewoon boekjes rondbrengen.
    Just peddling papers.
  2. Kijk jou drankjes rondbrengen.
    Look at you delivering drinks.
  3. Ik moet nog meer rondbrengen.
    I got to make other deliveries.
  4. Wie wil er pakketjes rondbrengen?
    Who would like to do deliveries?
  5. Maar nu gaan we koekjes rondbrengen.
    But we 're going to deliver cookies! Come on!
  6. Jagen, boodschappen rondbrengen terwijl hij slaapt.
    Hunting, running errands while he sleeps.
  7. Hij moet nog folders rondbrengen, toch
    You got flyers to pass out, right?
  8. Dus koffie rondbrengen zal ook wel lukken.
    So I 'm sure I can handle a few coffee orders.
  9. Ik doe meer dan drankjes rondbrengen, Hector.
    I do more than wait tables, Hector.
  10. Ik mag nu 8 uur lang koffie rondbrengen.
    I get to serve coffee for the next eight hours.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden