NL: romaniseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geromaniseerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik romaniseer jij romaniseert hij romaniseert wij romaniseren jullie romaniseren zij romaniseren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geromaniseerd jij hebt geromaniseerd hij heeft geromaniseerd wij hebben geromaniseerd jullie hebben geromaniseerd zij hebben geromaniseerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik romaniseerde jij romaniseerde hij romaniseerde wij romaniseerden jullie romaniseerden zij romaniseerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geromaniseerd jij had geromaniseerd hij had geromaniseerd wij hadden geromaniseerd jullie hadden geromaniseerd zij hadden geromaniseerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal romaniseren jij zult romaniseren hij zal romaniseren wij zullen romaniseren jullie zullen romaniseren zij zullen romaniseren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geromaniseerd hebben jij zult geromaniseerd hebben hij zal geromaniseerd hebben wij zullen geromaniseerd hebben jullie zullen geromaniseerd hebben zij zullen geromaniseerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou romaniseren jij zou romaniseren hij zou romaniseren wij zouden romaniseren jullie zouden romaniseren zij zouden romaniseren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geromaniseerd hebben jij zou geromaniseerd hebben hij zou geromaniseerd hebben wij zouden geromaniseerd hebben jullie zouden geromaniseerd hebben zij zouden geromaniseerd hebben
|
Gebiedende wijs |
romaniseer
|
Aanvoegende wijs |
romanisere |