NL: roerbakken U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geroerbakt
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik roerbak jij roerbakt hij roerbakt wij roerbakken jullie roerbakken zij roerbakken
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geroerbakt jij hebt geroerbakt hij heeft geroerbakt wij hebben geroerbakt jullie hebben geroerbakt zij hebben geroerbakt
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik roerbakte jij roerbakte hij roerbakte wij roerbakten jullie roerbakten zij roerbakten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geroerbakt jij had geroerbakt hij had geroerbakt wij hadden geroerbakt jullie hadden geroerbakt zij hadden geroerbakt
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal roerbakken jij zult roerbakken hij zal roerbakken wij zullen roerbakken jullie zullen roerbakken zij zullen roerbakken
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geroerbakt hebben jij zult geroerbakt hebben hij zal geroerbakt hebben wij zullen geroerbakt hebben jullie zullen geroerbakt hebben zij zullen geroerbakt hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou roerbakken jij zou roerbakken hij zou roerbakken wij zouden roerbakken jullie zouden roerbakken zij zouden roerbakken
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geroerbakt hebben jij zou geroerbakt hebben hij zou geroerbakt hebben wij zouden geroerbakt hebben jullie zouden geroerbakt hebben zij zouden geroerbakt hebben
|
Gebiedende wijs |
roerbak
|
Aanvoegende wijs |
roerbakke |