NL: riposteren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geriposteerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik riposteer jij riposteert hij riposteert wij riposteren jullie riposteren zij riposteren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geriposteerd jij hebt geriposteerd hij heeft geriposteerd wij hebben geriposteerd jullie hebben geriposteerd zij hebben geriposteerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik riposteerde jij riposteerde hij riposteerde wij riposteerden jullie riposteerden zij riposteerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geriposteerd jij had geriposteerd hij had geriposteerd wij hadden geriposteerd jullie hadden geriposteerd zij hadden geriposteerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal riposteren jij zult riposteren hij zal riposteren wij zullen riposteren jullie zullen riposteren zij zullen riposteren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geriposteerd hebben jij zult geriposteerd hebben hij zal geriposteerd hebben wij zullen geriposteerd hebben jullie zullen geriposteerd hebben zij zullen geriposteerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou riposteren jij zou riposteren hij zou riposteren wij zouden riposteren jullie zouden riposteren zij zouden riposteren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geriposteerd hebben jij zou geriposteerd hebben hij zou geriposteerd hebben wij zouden geriposteerd hebben jullie zouden geriposteerd hebben zij zouden geriposteerd hebben
|
Gebiedende wijs |
riposteer
|
Aanvoegende wijs |
ripostere |