NL: rijsttafelen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gerijsttafeld
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik rijsttafel jij rijsttafelt hij rijsttafelt wij rijsttafelen jullie rijsttafelen zij rijsttafelen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gerijsttafeld jij hebt gerijsttafeld hij heeft gerijsttafeld wij hebben gerijsttafeld jullie hebben gerijsttafeld zij hebben gerijsttafeld
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik rijsttafelde jij rijsttafelde hij rijsttafelde wij rijsttafelden jullie rijsttafelden zij rijsttafelden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gerijsttafeld jij had gerijsttafeld hij had gerijsttafeld wij hadden gerijsttafeld jullie hadden gerijsttafeld zij hadden gerijsttafeld
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal rijsttafelen jij zult rijsttafelen hij zal rijsttafelen wij zullen rijsttafelen jullie zullen rijsttafelen zij zullen rijsttafelen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gerijsttafeld hebben jij zult gerijsttafeld hebben hij zal gerijsttafeld hebben wij zullen gerijsttafeld hebben jullie zullen gerijsttafeld hebben zij zullen gerijsttafeld hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou rijsttafelen jij zou rijsttafelen hij zou rijsttafelen wij zouden rijsttafelen jullie zouden rijsttafelen zij zouden rijsttafelen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gerijsttafeld hebben jij zou gerijsttafeld hebben hij zou gerijsttafeld hebben wij zouden gerijsttafeld hebben jullie zouden gerijsttafeld hebben zij zouden gerijsttafeld hebben
|
| Gebiedende wijs |
rijsttafel
|
| Aanvoegende wijs |
| rijsttafele |