NL: reviseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gereviseerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik reviseer jij reviseert hij reviseert wij reviseren jullie reviseren zij reviseren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gereviseerd jij hebt gereviseerd hij heeft gereviseerd wij hebben gereviseerd jullie hebben gereviseerd zij hebben gereviseerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik reviseerde jij reviseerde hij reviseerde wij reviseerden jullie reviseerden zij reviseerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gereviseerd jij had gereviseerd hij had gereviseerd wij hadden gereviseerd jullie hadden gereviseerd zij hadden gereviseerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal reviseren jij zult reviseren hij zal reviseren wij zullen reviseren jullie zullen reviseren zij zullen reviseren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gereviseerd hebben jij zult gereviseerd hebben hij zal gereviseerd hebben wij zullen gereviseerd hebben jullie zullen gereviseerd hebben zij zullen gereviseerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou reviseren jij zou reviseren hij zou reviseren wij zouden reviseren jullie zouden reviseren zij zouden reviseren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gereviseerd hebben jij zou gereviseerd hebben hij zou gereviseerd hebben wij zouden gereviseerd hebben jullie zouden gereviseerd hebben zij zouden gereviseerd hebben
|
Gebiedende wijs |
reviseer
|
Aanvoegende wijs |
revisere |