NL: resorberen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geresorbeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik resorbeer jij resorbeert hij resorbeert wij resorberen jullie resorberen zij resorberen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geresorbeerd jij hebt geresorbeerd hij heeft geresorbeerd wij hebben geresorbeerd jullie hebben geresorbeerd zij hebben geresorbeerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik resorbeerde jij resorbeerde hij resorbeerde wij resorbeerden jullie resorbeerden zij resorbeerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geresorbeerd jij had geresorbeerd hij had geresorbeerd wij hadden geresorbeerd jullie hadden geresorbeerd zij hadden geresorbeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal resorberen jij zult resorberen hij zal resorberen wij zullen resorberen jullie zullen resorberen zij zullen resorberen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geresorbeerd hebben jij zult geresorbeerd hebben hij zal geresorbeerd hebben wij zullen geresorbeerd hebben jullie zullen geresorbeerd hebben zij zullen geresorbeerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou resorberen jij zou resorberen hij zou resorberen wij zouden resorberen jullie zouden resorberen zij zouden resorberen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geresorbeerd hebben jij zou geresorbeerd hebben hij zou geresorbeerd hebben wij zouden geresorbeerd hebben jullie zouden geresorbeerd hebben zij zouden geresorbeerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
resorbeer
|
| Aanvoegende wijs |
| resorbere |