NL: resolveren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geresolveerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik resolveer jij resolveert hij resolveert wij resolveren jullie resolveren zij resolveren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geresolveerd jij hebt geresolveerd hij heeft geresolveerd wij hebben geresolveerd jullie hebben geresolveerd zij hebben geresolveerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik resolveerde jij resolveerde hij resolveerde wij resolveerden jullie resolveerden zij resolveerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geresolveerd jij had geresolveerd hij had geresolveerd wij hadden geresolveerd jullie hadden geresolveerd zij hadden geresolveerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal resolveren jij zult resolveren hij zal resolveren wij zullen resolveren jullie zullen resolveren zij zullen resolveren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geresolveerd hebben jij zult geresolveerd hebben hij zal geresolveerd hebben wij zullen geresolveerd hebben jullie zullen geresolveerd hebben zij zullen geresolveerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou resolveren jij zou resolveren hij zou resolveren wij zouden resolveren jullie zouden resolveren zij zouden resolveren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geresolveerd hebben jij zou geresolveerd hebben hij zou geresolveerd hebben wij zouden geresolveerd hebben jullie zouden geresolveerd hebben zij zouden geresolveerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
resolveer
|
| Aanvoegende wijs |
| resolvere |