Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: representeren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gerepresenteerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik representeer
jij representeert
hij representeert
wij representeren
jullie representeren
zij representeren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gerepresenteerd
jij hebt gerepresenteerd
hij heeft gerepresenteerd
wij hebben gerepresenteerd
jullie hebben gerepresenteerd
zij hebben gerepresenteerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik representeerde
jij representeerde
hij representeerde
wij representeerden
jullie representeerden
zij representeerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gerepresenteerd
jij had gerepresenteerd
hij had gerepresenteerd
wij hadden gerepresenteerd
jullie hadden gerepresenteerd
zij hadden gerepresenteerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal representeren
jij zult representeren
hij zal representeren
wij zullen representeren
jullie zullen representeren
zij zullen representeren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gerepresenteerd hebben
jij zult gerepresenteerd hebben
hij zal gerepresenteerd hebben
wij zullen gerepresenteerd hebben
jullie zullen gerepresenteerd hebben
zij zullen gerepresenteerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou representeren
jij zou representeren
hij zou representeren
wij zouden representeren
jullie zouden representeren
zij zouden representeren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gerepresenteerd hebben
jij zou gerepresenteerd hebben
hij zou gerepresenteerd hebben
wij zouden gerepresenteerd hebben
jullie zouden gerepresenteerd hebben
zij zouden gerepresenteerd hebben

Gebiedende wijs
representeer

Aanvoegende wijs
representere

Voorbeelden

  1. Ik representeer de buurtwacht.
    I 'm the Neighbourhood Watch representative.
  2. Dat ik de academie representeer.
    That I represent the academy.
  3. Ik moet representeren.
    I got to represent.
  4. Arthur zelf representeren.
    Must be Arthur himself.
  5. Je moet je daar representeren.
    You have to go over there and represent.
  6. De vrouwen die wij hebben verraden representeren ons.
    The women we betrayed represent us.
  7. Oké, de paarse gebieden met de zwarte kruizen representeren de kerken.
    All right. The purple layers with these black crosses represent the churches.
  8. U representeren is voor mij de grootste eer van mijn politieke leven.
    Representing you would undoubtedly be the greatest honor of my political life.
  9. Dat u niet bang bent om de meest gehate man te representeren.
    You 're not afraid to represent the most hated man alive

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden