Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: repelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gerepeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik repel
jij repelt
hij repelt
wij repelen
jullie repelen
zij repelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gerepeld
jij hebt gerepeld
hij heeft gerepeld
wij hebben gerepeld
jullie hebben gerepeld
zij hebben gerepeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik repelde
jij repelde
hij repelde
wij repelden
jullie repelden
zij repelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gerepeld
jij had gerepeld
hij had gerepeld
wij hadden gerepeld
jullie hadden gerepeld
zij hadden gerepeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal repelen
jij zult repelen
hij zal repelen
wij zullen repelen
jullie zullen repelen
zij zullen repelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gerepeld hebben
jij zult gerepeld hebben
hij zal gerepeld hebben
wij zullen gerepeld hebben
jullie zullen gerepeld hebben
zij zullen gerepeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou repelen
jij zou repelen
hij zou repelen
wij zouden repelen
jullie zouden repelen
zij zouden repelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gerepeld hebben
jij zou gerepeld hebben
hij zou gerepeld hebben
wij zouden gerepeld hebben
jullie zouden gerepeld hebben
zij zouden gerepeld hebben

Gebiedende wijs
repel

Aanvoegende wijs
repele

Voorbeelden

  1. Waarom ben je hier, Repel?
    Why are you here, Rumple?
  2. De oger, Repel, jouw vloek...
    The ogres, Rumpel, your curse.
  3. Wie wil je het eerste doden, Repel?
    Who do you want to kill first, Rumple?
  4. Ik ben niet in de stemming, Repel.
    Rumple, I 'm in no mood.
  5. Kurkentrekker, maar die heeft Repel niet nodig.
    Corkscrew. But it 's not what Rumple needs.
  6. Repel, wat kan er gebeuren met onze zoon?
    Rumple, what could happen to our son?
  7. Ja, Repel weet niet eens dat ik hier ben.
    Yeah, didn 't even tell Rumple I was coming.
  8. Ze is slim, Repel, maar dat ben ik ook.
    She 's clever, Rumple, but so am I.
  9. We redden ons wel, we hebben de spreuk van Repel.
    We 'll be all right. We 've got Rumple 's spell to protect us.
  10. Je had me niet al je trucjes moeten leren, Repel.
    You shouldn 't have taught me all your tricks, Rumple.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden