Voorbeelden

1. Is the Renter home?
   Is de huurder thuis?
2. The renter is Edgar Stump.
   De huurder is Edgar Stump.
3. I am looking for a renter.
   Ik ga naar een huurder zoeken.
4. They 're convinced it was some Shadwell renter.
   Ze zijn ervan overtuigd dat het een Shadwell huurder is geweest.
5. You are looking at a proud new renter.
   Je kijkt nu naar een trotse nieuwe huurder.
6. He thinks he might have found a renter.
   Hij denkt dat hij misschien een huurder heeft gevonden.
7. Why is the Renter 's door always closed?
   Waarom is de deur van de huurder altijd gesloten?
8. Dee Brown was moving, leaving Daichan without a renter.
   Dee Brown vertrok, waardoor Daichan zonder huurder zat.
9. Blake was a lot more than just a renter.
   Hij was meer dan een huurder.
10. Every renter has a code to enter the main gate.
    Elke huurder heeft' n code voor de hoofdingang.

Voorbeelden

1. Chutney a déjà une rente.
   Chutney heeft genoeg geld.
2. Evitons que cette rente s' épuise.
   We willen toch niet dat de trust opdroogt?
3. Mais je restais diffà © rente.
   Maar ik bleef anders dan de rest.
4. Tu te retirerais avec une rente.
   Dan kan je met pensioen.
5. Elle s' est même occupée de ma rente.
   Ze geeft me zelfs een toelage.
6. Tout ça pour une voiture et une rente!
   Alles voor een rijtuig en een weduwepensioen.
7. Tu pourrais avoir ma rente si on se mariait.
   Je kon m' n pensioen krijgen als wij getrouwd waren.
8. Vous refuserez la rente qu' il a pré vue?
   Maar u kunt hem toch niet weigeren u te betalen?
9. Rente qui sera supprimée... dès l' instant de votre retour.
   Engeland verlaat... en met stopzetting... zodra u terugkeert.
10. Oui, je veux de l' argent. Une rente de 20 années!
    Ja, ik wil wat geld, voor de laatste 20 jaar.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden