NL: remiseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geremiseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik remiseer jij remiseert hij remiseert wij remiseren jullie remiseren zij remiseren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geremiseerd jij hebt geremiseerd hij heeft geremiseerd wij hebben geremiseerd jullie hebben geremiseerd zij hebben geremiseerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik remiseerde jij remiseerde hij remiseerde wij remiseerden jullie remiseerden zij remiseerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geremiseerd jij had geremiseerd hij had geremiseerd wij hadden geremiseerd jullie hadden geremiseerd zij hadden geremiseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal remiseren jij zult remiseren hij zal remiseren wij zullen remiseren jullie zullen remiseren zij zullen remiseren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geremiseerd hebben jij zult geremiseerd hebben hij zal geremiseerd hebben wij zullen geremiseerd hebben jullie zullen geremiseerd hebben zij zullen geremiseerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou remiseren jij zou remiseren hij zou remiseren wij zouden remiseren jullie zouden remiseren zij zouden remiseren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geremiseerd hebben jij zou geremiseerd hebben hij zou geremiseerd hebben wij zouden geremiseerd hebben jullie zouden geremiseerd hebben zij zouden geremiseerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
remiseer
|
| Aanvoegende wijs |
| remisere |