NL: relayeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gerelayeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik relayeer jij relayeert hij relayeert wij relayeren jullie relayeren zij relayeren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gerelayeerd jij hebt gerelayeerd hij heeft gerelayeerd wij hebben gerelayeerd jullie hebben gerelayeerd zij hebben gerelayeerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik relayeerde jij relayeerde hij relayeerde wij relayeerden jullie relayeerden zij relayeerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gerelayeerd jij had gerelayeerd hij had gerelayeerd wij hadden gerelayeerd jullie hadden gerelayeerd zij hadden gerelayeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal relayeren jij zult relayeren hij zal relayeren wij zullen relayeren jullie zullen relayeren zij zullen relayeren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gerelayeerd hebben jij zult gerelayeerd hebben hij zal gerelayeerd hebben wij zullen gerelayeerd hebben jullie zullen gerelayeerd hebben zij zullen gerelayeerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou relayeren jij zou relayeren hij zou relayeren wij zouden relayeren jullie zouden relayeren zij zouden relayeren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gerelayeerd hebben jij zou gerelayeerd hebben hij zou gerelayeerd hebben wij zouden gerelayeerd hebben jullie zouden gerelayeerd hebben zij zouden gerelayeerd hebben
|
Gebiedende wijs |
relayeer
|
Aanvoegende wijs |
relayere |