NL: relateren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gerelateerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik relateer jij relateert hij relateert wij relateren jullie relateren zij relateren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gerelateerd jij hebt gerelateerd hij heeft gerelateerd wij hebben gerelateerd jullie hebben gerelateerd zij hebben gerelateerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik relateerde jij relateerde hij relateerde wij relateerden jullie relateerden zij relateerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gerelateerd jij had gerelateerd hij had gerelateerd wij hadden gerelateerd jullie hadden gerelateerd zij hadden gerelateerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal relateren jij zult relateren hij zal relateren wij zullen relateren jullie zullen relateren zij zullen relateren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gerelateerd hebben jij zult gerelateerd hebben hij zal gerelateerd hebben wij zullen gerelateerd hebben jullie zullen gerelateerd hebben zij zullen gerelateerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou relateren jij zou relateren hij zou relateren wij zouden relateren jullie zouden relateren zij zouden relateren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gerelateerd hebben jij zou gerelateerd hebben hij zou gerelateerd hebben wij zouden gerelateerd hebben jullie zouden gerelateerd hebben zij zouden gerelateerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
relateer
|
| Aanvoegende wijs |
| relatere |