Voorbeelden

1. Überdenken und reflektieren, kontextualisieren...
   Terugkijken en reflecteren, de dingen in een context plaatsen...
2. Der Mörder wird reflektieren, rationalisieren.
   Hij gaat nadenken, rationaliseren.
3. Die Wände dieser Kammer reflektieren Energie.
   De wanden reflecteren energie.
4. Glitzernde Schuppen reflektieren einige der Sonnenstrahlen.
   Flitsende schubben reflecteren wat van het zonlicht.
5. Objekte oder Hohlräume reflektieren die Signale.
   Hij geeft voorwerpen of holtes weer.
6. Mit Satelliten können wir Licht von überallher reflektieren.
   Satellieten reflecteren licht van waar dan ook op aarde.
7. Er kann einen Weg in die Außenwelt reflektieren.
   Die een pad naar de buitenwereld kan laten zien.
8. Es geht einfach nur darum alles noch einmal zu reflektieren.
   Volgens mij is het hele punt om na te denken over jouw vooruitgang.
9. Sie reflektieren die Wünsche des Menschen, nicht die Endgültigkeit von Gottes Willen.
   Ze reflecteren de wensen van mensen. En niet hetgeen wat God wil.
10. Wir sind ja nur' n lokaler Sender, der die Tagesereignisse reflektieren soll!
    Wij zijn maar een lokaal nieuwsstation. Dit soort verslaggeving is nieuw voor ons...

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden