Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: reflecteren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gereflecteerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik reflecteer
jij reflecteert
hij reflecteert
wij reflecteren
jullie reflecteren
zij reflecteren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gereflecteerd
jij hebt gereflecteerd
hij heeft gereflecteerd
wij hebben gereflecteerd
jullie hebben gereflecteerd
zij hebben gereflecteerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik reflecteerde
jij reflecteerde
hij reflecteerde
wij reflecteerden
jullie reflecteerden
zij reflecteerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gereflecteerd
jij had gereflecteerd
hij had gereflecteerd
wij hadden gereflecteerd
jullie hadden gereflecteerd
zij hadden gereflecteerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal reflecteren
jij zult reflecteren
hij zal reflecteren
wij zullen reflecteren
jullie zullen reflecteren
zij zullen reflecteren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gereflecteerd hebben
jij zult gereflecteerd hebben
hij zal gereflecteerd hebben
wij zullen gereflecteerd hebben
jullie zullen gereflecteerd hebben
zij zullen gereflecteerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou reflecteren
jij zou reflecteren
hij zou reflecteren
wij zouden reflecteren
jullie zouden reflecteren
zij zouden reflecteren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gereflecteerd hebben
jij zou gereflecteerd hebben
hij zou gereflecteerd hebben
wij zouden gereflecteerd hebben
jullie zouden gereflecteerd hebben
zij zouden gereflecteerd hebben

Gebiedende wijs
reflecteer

Aanvoegende wijs
reflectere

Voorbeelden

  1. Reflecteer elke glans.
    Reflecting every gaze.
  2. Ik reflecteer op m' n reflectie
    # I reflect on my reflection
  3. Ogen die reflecteren op licht.
    Eyes that reflect the light.
  4. Mijn prijs zou dat reflecteren.
    My price would reflect that.
  5. Een glorieuze reflecterende plas, om mijn glorie te reflecteren.
    An inglorious reflective pond, to my glory to reflect.
  6. Satellieten reflecteren licht van waar dan ook op aarde.
    Satellites in orbit allow us to reflect light from anywhere on the planet.
  7. Plaats de stukken om een pad naar verlichting te reflecteren.
    Put those pieces to reflect a path to enlightenment.
  8. Uw ramen reflecteren herinneringen die niemand van ons kan houden.
    Your windows reflect memories none of us can keep.
  9. Je wil het distaal reflecteren, haal het uit de weg.
    You 're gonna want to reflect it distally, get it out of your way.
  10. Jullie moeten te allen tijde de goedheid van Christus reflecteren.
    Your life must at all times reflect the goodness of Christ.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden