NL: refereren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gerefereerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik refereer jij refereert hij refereert wij refereren jullie refereren zij refereren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gerefereerd jij hebt gerefereerd hij heeft gerefereerd wij hebben gerefereerd jullie hebben gerefereerd zij hebben gerefereerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik refereerde jij refereerde hij refereerde wij refereerden jullie refereerden zij refereerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gerefereerd jij had gerefereerd hij had gerefereerd wij hadden gerefereerd jullie hadden gerefereerd zij hadden gerefereerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal refereren jij zult refereren hij zal refereren wij zullen refereren jullie zullen refereren zij zullen refereren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gerefereerd hebben jij zult gerefereerd hebben hij zal gerefereerd hebben wij zullen gerefereerd hebben jullie zullen gerefereerd hebben zij zullen gerefereerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou refereren jij zou refereren hij zou refereren wij zouden refereren jullie zouden refereren zij zouden refereren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gerefereerd hebben jij zou gerefereerd hebben hij zou gerefereerd hebben wij zouden gerefereerd hebben jullie zouden gerefereerd hebben zij zouden gerefereerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
refereer
|
| Aanvoegende wijs |
| referere |