NL: reduceren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gereduceerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik reduceer jij reduceert hij reduceert wij reduceren jullie reduceren zij reduceren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gereduceerd jij hebt gereduceerd hij heeft gereduceerd wij hebben gereduceerd jullie hebben gereduceerd zij hebben gereduceerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik reduceerde jij reduceerde hij reduceerde wij reduceerden jullie reduceerden zij reduceerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gereduceerd jij had gereduceerd hij had gereduceerd wij hadden gereduceerd jullie hadden gereduceerd zij hadden gereduceerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal reduceren jij zult reduceren hij zal reduceren wij zullen reduceren jullie zullen reduceren zij zullen reduceren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gereduceerd hebben jij zult gereduceerd hebben hij zal gereduceerd hebben wij zullen gereduceerd hebben jullie zullen gereduceerd hebben zij zullen gereduceerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou reduceren jij zou reduceren hij zou reduceren wij zouden reduceren jullie zouden reduceren zij zouden reduceren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gereduceerd hebben jij zou gereduceerd hebben hij zou gereduceerd hebben wij zouden gereduceerd hebben jullie zouden gereduceerd hebben zij zouden gereduceerd hebben
|
Gebiedende wijs |
reduceer
|
Aanvoegende wijs |
reducere |