Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: redeneren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geredeneerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik redeneer
jij redeneert
hij redeneert
wij redeneren
jullie redeneren
zij redeneren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geredeneerd
jij hebt geredeneerd
hij heeft geredeneerd
wij hebben geredeneerd
jullie hebben geredeneerd
zij hebben geredeneerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik redeneerde
jij redeneerde
hij redeneerde
wij redeneerden
jullie redeneerden
zij redeneerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geredeneerd
jij had geredeneerd
hij had geredeneerd
wij hadden geredeneerd
jullie hadden geredeneerd
zij hadden geredeneerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal redeneren
jij zult redeneren
hij zal redeneren
wij zullen redeneren
jullie zullen redeneren
zij zullen redeneren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geredeneerd hebben
jij zult geredeneerd hebben
hij zal geredeneerd hebben
wij zullen geredeneerd hebben
jullie zullen geredeneerd hebben
zij zullen geredeneerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou redeneren
jij zou redeneren
hij zou redeneren
wij zouden redeneren
jullie zouden redeneren
zij zouden redeneren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geredeneerd hebben
jij zou geredeneerd hebben
hij zou geredeneerd hebben
wij zouden geredeneerd hebben
jullie zouden geredeneerd hebben
zij zouden geredeneerd hebben

Gebiedende wijs
redeneer

Aanvoegende wijs
redenere

Voorbeelden

  1. Ik redeneer niet, Annie.
    I don 't argue, Annie.
  2. Redeneer zoals ik, dan kom je er wel achter.
    Think like me. It 'll come to you.
  3. Het dood redeneren?
    Reason it to death?
  4. Nee, logisch redeneren.
    No, I want you to state the obvious.
  5. Zo moeten we redeneren!
    We have to reason this way!
  6. Wil je hiermee redeneren?
    You wanna reason with this?
  7. Noem je dat redeneren?
    You call that reasoning?
  8. Je kunt achteraf redeneren.
    You can reason afterwards.
  9. zitten z'n redeneren, fantasie, geheugen.
    ..are his reasoning, imagination, memory.
  10. Mooi stukje van simpel redeneren.
    Nice bit of deductive reasoning.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden