NL: rechtstaan U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
rechtgestaan
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik sta recht jij staat recht hij staat recht wij staan recht jullie staan recht zij staan recht
|
Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik rechtsta dat jij rechtstaat dat hij rechtstaat dat wij rechtstaan dat jullie rechtstaan dat zij rechtstaan
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb rechtgestaan jij hebt rechtgestaan hij heeft rechtgestaan wij hebben rechtgestaan jullie hebben rechtgestaan zij hebben rechtgestaan
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik stond recht jij stond recht hij stond recht wij stonden recht jullie stonden recht zij stonden recht
|
Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik rechtstond dat jij rechtstond dat hij rechtstond dat wij rechtstonden dat jullie rechtstonden dat zij rechtstonden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had rechtgestaan jij had rechtgestaan hij had rechtgestaan wij hadden rechtgestaan jullie hadden rechtgestaan zij hadden rechtgestaan
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal rechtstaan jij zult rechtstaan hij zal rechtstaan wij zullen rechtstaan jullie zullen rechtstaan zij zullen rechtstaan
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal rechtgestaan hebben jij zult rechtgestaan hebben hij zal rechtgestaan hebben wij zullen rechtgestaan hebben jullie zullen rechtgestaan hebben zij zullen rechtgestaan hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou rechtstaan jij zou rechtstaan hij zou rechtstaan wij zouden rechtstaan jullie zouden rechtstaan zij zouden rechtstaan
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou rechtgestaan hebben jij zou rechtgestaan hebben hij zou rechtgestaan hebben wij zouden rechtgestaan hebben jullie zouden rechtgestaan hebben zij zouden rechtgestaan hebben
|
Gebiedende wijs |
sta recht
|
Aanvoegende wijs |
rechtsta |