NL: rechtbuigen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
rechtgebogen
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik buig recht jij buigt recht hij buigt recht wij buigen recht jullie buigen recht zij buigen recht
|
Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik rechtbuig dat jij rechtbuigt dat hij rechtbuigt dat wij rechtbuigen dat jullie rechtbuigen dat zij rechtbuigen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb rechtgebogen jij hebt rechtgebogen hij heeft rechtgebogen wij hebben rechtgebogen jullie hebben rechtgebogen zij hebben rechtgebogen
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik boog recht jij boog recht hij boog recht wij bogen recht jullie bogen recht zij bogen recht
|
Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik rechtboog dat jij rechtboog dat hij rechtboog dat wij rechtbogen dat jullie rechtbogen dat zij rechtbogen
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had rechtgebogen jij had rechtgebogen hij had rechtgebogen wij hadden rechtgebogen jullie hadden rechtgebogen zij hadden rechtgebogen
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal rechtbuigen jij zult rechtbuigen hij zal rechtbuigen wij zullen rechtbuigen jullie zullen rechtbuigen zij zullen rechtbuigen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal rechtgebogen hebben jij zult rechtgebogen hebben hij zal rechtgebogen hebben wij zullen rechtgebogen hebben jullie zullen rechtgebogen hebben zij zullen rechtgebogen hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou rechtbuigen jij zou rechtbuigen hij zou rechtbuigen wij zouden rechtbuigen jullie zouden rechtbuigen zij zouden rechtbuigen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou rechtgebogen hebben jij zou rechtgebogen hebben hij zou rechtgebogen hebben wij zouden rechtgebogen hebben jullie zouden rechtgebogen hebben zij zouden rechtgebogen hebben
|
Gebiedende wijs |
buig recht
|
Aanvoegende wijs |
rechtbuige |