NL: recallen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gerecalld
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik recall jij recallt hij recallt wij recallen jullie recallen zij recallen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gerecalld jij hebt gerecalld hij heeft gerecalld wij hebben gerecalld jullie hebben gerecalld zij hebben gerecalld
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik recallde jij recallde hij recallde wij recallden jullie recallden zij recallden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gerecalld jij had gerecalld hij had gerecalld wij hadden gerecalld jullie hadden gerecalld zij hadden gerecalld
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal recallen jij zult recallen hij zal recallen wij zullen recallen jullie zullen recallen zij zullen recallen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gerecalld hebben jij zult gerecalld hebben hij zal gerecalld hebben wij zullen gerecalld hebben jullie zullen gerecalld hebben zij zullen gerecalld hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou recallen jij zou recallen hij zou recallen wij zouden recallen jullie zouden recallen zij zouden recallen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gerecalld hebben jij zou gerecalld hebben hij zou gerecalld hebben wij zouden gerecalld hebben jullie zouden gerecalld hebben zij zouden gerecalld hebben
|
| Gebiedende wijs |
recall
|
| Aanvoegende wijs |
| recalle |