Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: reanimeren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gereanimeerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik reanimeer
jij reanimeert
hij reanimeert
wij reanimeren
jullie reanimeren
zij reanimeren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gereanimeerd
jij hebt gereanimeerd
hij heeft gereanimeerd
wij hebben gereanimeerd
jullie hebben gereanimeerd
zij hebben gereanimeerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik reanimeerde
jij reanimeerde
hij reanimeerde
wij reanimeerden
jullie reanimeerden
zij reanimeerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gereanimeerd
jij had gereanimeerd
hij had gereanimeerd
wij hadden gereanimeerd
jullie hadden gereanimeerd
zij hadden gereanimeerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal reanimeren
jij zult reanimeren
hij zal reanimeren
wij zullen reanimeren
jullie zullen reanimeren
zij zullen reanimeren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gereanimeerd hebben
jij zult gereanimeerd hebben
hij zal gereanimeerd hebben
wij zullen gereanimeerd hebben
jullie zullen gereanimeerd hebben
zij zullen gereanimeerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou reanimeren
jij zou reanimeren
hij zou reanimeren
wij zouden reanimeren
jullie zouden reanimeren
zij zouden reanimeren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gereanimeerd hebben
jij zou gereanimeerd hebben
hij zou gereanimeerd hebben
wij zouden gereanimeerd hebben
jullie zouden gereanimeerd hebben
zij zouden gereanimeerd hebben

Gebiedende wijs
reanimeer

Aanvoegende wijs
reanimere

Voorbeelden

  1. Reanimeer jij even, Barnett.
    Barnett, take over compressions.
  2. Ik reanimeer die knul.
    I 'll revive the boy!
  3. Verwijder het zuurstofmasker en reanimeer haar.
    Remove the oxygen mask and ambu her.
  4. Reanimeer mij niet, ik wil geen kasplantje worden.
    Don 't revive me. I do not want to be a vegetable.
  5. reanimeren
    resuscitate
  6. Begin met reanimeren.
    Start compressions.
  7. Moeten we hem reanimeren?
    Should we resuscitate?
  8. Begin nu met reanimeren.
    Star compressions now!
  9. Kun je me reanimeren?
    Do you have a resuscitator?
  10. Ik moest haar reanimeren.
    I had to revive her.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden