NL: re-enacten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gere-enact
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik re-enact jij re-enact hij re-enact wij re-enacten jullie re-enacten zij re-enacten
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gere-enact jij hebt gere-enact hij heeft gere-enact wij hebben gere-enact jullie hebben gere-enact zij hebben gere-enact
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik re-enactte jij re-enactte hij re-enactte wij re-enactten jullie re-enactten zij re-enactten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gere-enact jij had gere-enact hij had gere-enact wij hadden gere-enact jullie hadden gere-enact zij hadden gere-enact
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal re-enacten jij zult re-enacten hij zal re-enacten wij zullen re-enacten jullie zullen re-enacten zij zullen re-enacten
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gere-enact hebben jij zult gere-enact hebben hij zal gere-enact hebben wij zullen gere-enact hebben jullie zullen gere-enact hebben zij zullen gere-enact hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou re-enacten jij zou re-enacten hij zou re-enacten wij zouden re-enacten jullie zouden re-enacten zij zouden re-enacten
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gere-enact hebben jij zou gere-enact hebben hij zou gere-enact hebben wij zouden gere-enact hebben jullie zouden gere-enact hebben zij zouden gere-enact hebben
|
Gebiedende wijs |
re-enact
|
Aanvoegende wijs |
re-enacte |