NL: rationaliseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gerationaliseerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik rationaliseer jij rationaliseert hij rationaliseert wij rationaliseren jullie rationaliseren zij rationaliseren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gerationaliseerd jij hebt gerationaliseerd hij heeft gerationaliseerd wij hebben gerationaliseerd jullie hebben gerationaliseerd zij hebben gerationaliseerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik rationaliseerde jij rationaliseerde hij rationaliseerde wij rationaliseerden jullie rationaliseerden zij rationaliseerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gerationaliseerd jij had gerationaliseerd hij had gerationaliseerd wij hadden gerationaliseerd jullie hadden gerationaliseerd zij hadden gerationaliseerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal rationaliseren jij zult rationaliseren hij zal rationaliseren wij zullen rationaliseren jullie zullen rationaliseren zij zullen rationaliseren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gerationaliseerd hebben jij zult gerationaliseerd hebben hij zal gerationaliseerd hebben wij zullen gerationaliseerd hebben jullie zullen gerationaliseerd hebben zij zullen gerationaliseerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou rationaliseren jij zou rationaliseren hij zou rationaliseren wij zouden rationaliseren jullie zouden rationaliseren zij zouden rationaliseren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gerationaliseerd hebben jij zou gerationaliseerd hebben hij zou gerationaliseerd hebben wij zouden gerationaliseerd hebben jullie zouden gerationaliseerd hebben zij zouden gerationaliseerd hebben
|
Gebiedende wijs |
rationaliseer
|
Aanvoegende wijs |
rationalisere |