NL: ratificeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geratificeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik ratificeer jij ratificeert hij ratificeert wij ratificeren jullie ratificeren zij ratificeren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geratificeerd jij hebt geratificeerd hij heeft geratificeerd wij hebben geratificeerd jullie hebben geratificeerd zij hebben geratificeerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik ratificeerde jij ratificeerde hij ratificeerde wij ratificeerden jullie ratificeerden zij ratificeerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geratificeerd jij had geratificeerd hij had geratificeerd wij hadden geratificeerd jullie hadden geratificeerd zij hadden geratificeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal ratificeren jij zult ratificeren hij zal ratificeren wij zullen ratificeren jullie zullen ratificeren zij zullen ratificeren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geratificeerd hebben jij zult geratificeerd hebben hij zal geratificeerd hebben wij zullen geratificeerd hebben jullie zullen geratificeerd hebben zij zullen geratificeerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou ratificeren jij zou ratificeren hij zou ratificeren wij zouden ratificeren jullie zouden ratificeren zij zouden ratificeren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geratificeerd hebben jij zou geratificeerd hebben hij zou geratificeerd hebben wij zouden geratificeerd hebben jullie zouden geratificeerd hebben zij zouden geratificeerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
ratificeer
|
| Aanvoegende wijs |
| ratificere |