Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: ranselen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geranseld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik ransel
jij ranselt
hij ranselt
wij ranselen
jullie ranselen
zij ranselen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geranseld
jij hebt geranseld
hij heeft geranseld
wij hebben geranseld
jullie hebben geranseld
zij hebben geranseld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik ranselde
jij ranselde
hij ranselde
wij ranselden
jullie ranselden
zij ranselden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geranseld
jij had geranseld
hij had geranseld
wij hadden geranseld
jullie hadden geranseld
zij hadden geranseld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal ranselen
jij zult ranselen
hij zal ranselen
wij zullen ranselen
jullie zullen ranselen
zij zullen ranselen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geranseld hebben
jij zult geranseld hebben
hij zal geranseld hebben
wij zullen geranseld hebben
jullie zullen geranseld hebben
zij zullen geranseld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou ranselen
jij zou ranselen
hij zou ranselen
wij zouden ranselen
jullie zouden ranselen
zij zouden ranselen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geranseld hebben
jij zou geranseld hebben
hij zou geranseld hebben
wij zouden geranseld hebben
jullie zouden geranseld hebben
zij zouden geranseld hebben

Gebiedende wijs
ransel

Aanvoegende wijs
ransele

Voorbeelden

  1. Ransel die man af.
    Take him out and flog him.
  2. Ransel haar maar af.
    You sort her out.
  3. Of een flink pak ransel?
    Or maybe a good flogging?
  4. Hé, ransel ons niet af.
    Hey, quit manhandling us.
  5. Een kogel door z' n ransel.
    A bullet through his knapsack.
  6. Ransel hem goed af, Billy jongen!
    Thrash him good, Billy boy!
  7. Hij moet nog twee frank betalen voor zijn kapotte ransel.
    He still owes two francs for his damaged knapsack.
  8. Als je wond weer bloedt, ransel ik je af met' n touw vol knopen.
    You get those holes leaking, I 'm going to whomp you with a knotted plow-line.
  9. Ik ben hier om je af te ranselen.
    I 'm here to beat you up.
  10. Toch weerhield het mijn vader niet om mijn broer en mij af te ranselen.
    Though it didn 't stop my daddy from hitting me and my brother.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden