Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

DE: ranken
NL: ranken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gerankt

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik rank
jij rankt
hij rankt
wij ranken
jullie ranken
zij ranken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gerankt
jij hebt gerankt
hij heeft gerankt
wij hebben gerankt
jullie hebben gerankt
zij hebben gerankt

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik rankte
jij rankte
hij rankte
wij rankten
jullie rankten
zij rankten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gerankt
jij had gerankt
hij had gerankt
wij hadden gerankt
jullie hadden gerankt
zij hadden gerankt

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal ranken
jij zult ranken
hij zal ranken
wij zullen ranken
jullie zullen ranken
zij zullen ranken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gerankt hebben
jij zult gerankt hebben
hij zal gerankt hebben
wij zullen gerankt hebben
jullie zullen gerankt hebben
zij zullen gerankt hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou ranken
jij zou ranken
hij zou ranken
wij zouden ranken
jullie zouden ranken
zij zouden ranken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gerankt hebben
jij zou gerankt hebben
hij zou gerankt hebben
wij zouden gerankt hebben
jullie zouden gerankt hebben
zij zouden gerankt hebben

Gebiedende wijs
rank

Aanvoegende wijs
ranke

Voorbeelden

  1. Cody, pak de rank!
    Cody, grab the vine.
  2. Iemand maakte hem los van de rank.
    Someone detached it from the vine.
  3. De rank, het was in haar lichaam.
    The vine, it was inside her.
  4. Excuseer me, waar is het Rank Film Lab? .
    Excuse me, where 's the Rank Film Lab?
  5. Michelle, jij bent zijn vrouw, maar ook tweede in rank.
    Michelle, you 're his wife, but you 're also second in command.
  6. Hij wil dat ik langs de rank naar beneden klim.
    He wants me to climb down the vine.
  7. Nikki en Zoey zijn 1e en 2e in de rank. DeGroat derde.
    Nikki and Zoey first and second in the ordinals, DeGroat third.
  8. Jouw leven, jouw rank, de geschenken die je kreeg zonder er iets voor te doen.
    Your life, your rank, the great gifts you were given freely through no work of your own.
  9. Dit zijn geen ranken.
    Those aren 't vines.
  10. Toen heb ik de wond dichtgenaaid met die ranken, die genezende ranken.
    Then I sewed the wound closed with the vines, the restorative vines


DE: ranken    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Partizip Perfekt & Präsens
gerankt
rankend

Indikativ Präsens
ich ranke
du rankst
er rankt
wir ranken
ihr rankt
sie; Sie ranken

Indikativ Perfekt
ich habe gerankt
du hast gerankt
er hat gerankt
wir haben gerankt
ihr habt gerankt
sie; Sie haben gerankt

Indikativ Präteritum
ich rankte
du ranktest
er rankte
wir rankten
ihr ranktet
sie; Sie rankten

Indikativ Plusquamperfekt
ich hatte gerankt
du hattest gerankt
er hatte gerankt
wir hatten gerankt
ihr hattet gerankt
sie; Sie hatten gerankt

Indikativ Futur I
ich werde ranken
du wirst ranken
er wird ranken
wir werden ranken
ihr werdet ranken
sie; Sie werden ranken

Indikativ Futur II
ich werde gerankt haben
du wirst gerankt haben
er wird gerankt haben
wir werden gerankt haben
ihr werdet gerankt haben
sie; Sie werden gerankt haben

Konjunktiv I Präsens
ich ranke
du rankest
er ranke
wir ranken
ihr ranket
sie; Sie ranken

Konjunktiv I Perfekt
ich habe gerankt
du habest gerankt
er habe gerankt
wir haben gerankt
ihr habet gerankt
sie; Sie haben gerankt

Konjunktiv II Präsens
ich rankte
du ranktest
er rankte
wir rankten
ihr ranktet
sie; Sie rankten

Konjunktiv II Perfekt
ich hätte gerankt
du hättest gerankt
er hätte gerankt
wir hätten gerankt
ihr hättet gerankt
sie; Sie hätten gerankt

Konjunktiv II Futur I
ich würde ranken
du würdest ranken
er würde ranken
wir würden ranken
ihr würdet ranken
sie; Sie würden ranken

Konjunktiv II Futur II
ich würde gerankt haben
du würdest gerankt haben
er würde gerankt haben
wir würden gerankt haben
ihr würdet gerankt haben
sie; Sie würden gerankt haben

der Imperativ
du ranke


Voorbeelden

  1. Wo ist das Rank Kopierwerk, bitte?
    Excuseer me, waar is het Rank Film Lab?
  2. Richard Rank ist Chef der Konservativen Koalition.
    ... Richard Rank van de Conservatieve Coalitie.
  3. Und wie schlank und rank ich da bin.
    Kijk hoe mager ik ben.
  4. Das sind keine Ranken.
    Dit zijn geen ranken.
  5. Beschafft mir ein paar Ranken.
    Geef me wat klimplanten.
  6. Diese Ranken gehören zum Archenhirn.
    Die ranken zijn delen van een arkbrein.
  7. Nicht die Ranken, der Löwe!
    Nee, ik heb' t over die leeuw.
  8. Wir haben alles an Ranken verwendet.
    We hebben alle wingerds verzameld.
  9. Die Ranken reichen nicht für alle.
    Er zijn er niet genoeg voor iedereen.
  10. Die Ranken wachsen am Stacheldraht hoch.
    De stengels groeien op het prikkeldraad.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden