1. MWB
  2. Werkwoord vervoegen
  3. ramp

Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

EN: to ramp    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Gerund
ramping

Present simple (ott)
I ramp
you ramp
he ramps
we ramp
you ramp
they ramp

Present perfect (vtt)
I have ramped
you have ramped
he has ramped
we have ramped
you have ramped
they have ramped

Past Simple (ovt)
I ramped
you ramped
he ramped
we ramped
you ramped
they ramped

Past perfect (vvt)
I had ramped
you had ramped
he had ramped
we had ramped
you had ramped
they had ramped

Present future (ottt)
I will ramp
you will ramp
he will ramp
we will ramp
you will ramp
they will ramp

Present future perfect (vttt)
I will have ramped
you will have ramped
he will have ramped
we will have ramped
you will have ramped
they will have ramped

Past future (ovtt)
I would ramp
you would ramp
he would ramp
we would ramp
you would ramp
they would ramp

Past future perfect (vvtt)
I would have ramped
you would have ramped
he would have ramped
we would have ramped
you would have ramped
they would have ramped


Voorbeelden

  1. ramp
    oprit hellingbaan
  2. access ramp
    overrijdplaat
  3. Lower the ramp, dummy.
    Helling omlaag, domkop.
  4. Raise the stern ramp.
    Haal het luik omhoog.
  5. Speeding down the ramp.
    Hij snelt de schans af.
  6. Up the ramp, quick.
    De helling op, snel.
  7. Hits the ramp backside.
    Hij raakt hem achterstevoren.
  8. Lower the stern ramp.
    Laat het luik zakken.
  9. Let 's ramp the frequency.
    Hogere frequentie.
  10. You open up that ramp!
    U opent dat oprit!

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden



Vaakst vervoegd

Hier zie je een overzicht van de 30 vaakst vervoegde werkwoorden voor de vijf talen die we op mijnwoordenboek gebruiken.

Nederlandse werkwoorden

willen verdienen worden zijn vinden bedoelen kunnen houden hebben meten vermelden vertellen varen gelden beantwoorden zeggen bestellen begeleiden updaten reizen bereiden leiden plannen gaan verwijderen stelen bidden besteden denken bellen

Franse werkwoorden

être avoir aller faire pouvoir vouloir venir devoir voir prendre savoir partir connaître recevoir dire mettre finir lire boire choisir envoyer sortir falloir dormir écrire appeler croire manger devenir vivre

Duitse werkwoorden

sein werden haben können mögen gehen wollen müssen essen finden sehen stressen lesen dürfen fahren misten sollen kommen nehmen tun machen geben sprechen lassen helfen laufen arbeiten wohnen schlafen halten

Spaanse werkwoorden

ser sentir tener hacer ver teñir ir estar servir haber poder mentir querer dar fuir saber decir hablar salir empezar volver comer seguir vivir gustar pedir encontrar grillarse latir pensar llamar conocer preferir jugar llegar

Engelse werkwoorden

send read be have spend choose go lead mean hear teach lie think see quit can do build meet take say get run fall fair buy put eat lay make learn wear begin barbecue will give find want know drink work write try