Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: rakelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gerakeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik rakel
jij rakelt
hij rakelt
wij rakelen
jullie rakelen
zij rakelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gerakeld
jij hebt gerakeld
hij heeft gerakeld
wij hebben gerakeld
jullie hebben gerakeld
zij hebben gerakeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik rakelde
jij rakelde
hij rakelde
wij rakelden
jullie rakelden
zij rakelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gerakeld
jij had gerakeld
hij had gerakeld
wij hadden gerakeld
jullie hadden gerakeld
zij hadden gerakeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal rakelen
jij zult rakelen
hij zal rakelen
wij zullen rakelen
jullie zullen rakelen
zij zullen rakelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gerakeld hebben
jij zult gerakeld hebben
hij zal gerakeld hebben
wij zullen gerakeld hebben
jullie zullen gerakeld hebben
zij zullen gerakeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou rakelen
jij zou rakelen
hij zou rakelen
wij zouden rakelen
jullie zouden rakelen
zij zouden rakelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gerakeld hebben
jij zou gerakeld hebben
hij zou gerakeld hebben
wij zouden gerakeld hebben
jullie zouden gerakeld hebben
zij zouden gerakeld hebben

Gebiedende wijs
rakel

Aanvoegende wijs
rakele

Voorbeelden

  1. Ik wil Rakel Larsdotter zien.
    I need to see Rakel Larsdotter.
  2. Ik heb Rakel Larsdotter valselijk beschuldigd.
    I denounced Rakel Larsdaughter on false grounds.
  3. Elias is de man van Rakel.
    Elias is Rakel 's husband!
  4. Rakel Larsdotter heeft mensen betoverd met kruiden.
    Rakel Larsdaughter has used herbs to cast spells.
  5. Rakel alles op wat je kunt vinden.
    Dig up everything you can find.
  6. Ik had Rakel niet moeten aangeven bij de rechter.
    It was wrong to give Rakel 's name to the Judge.
  7. Hoe heb je de rechter kunnen overtuigen van je leugens over Rakel?
    How did you get the Judge to believe your lies?
  8. Jaardagen rakelen dingen op.
    Anniversaries stir things up.
  9. Hij probeert problemen op te rakelen.
    He 's just trying to stir up trouble.
  10. Deze foto' s rakelen alles weer op.
    These photos are bringing everything back up.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden