Voorbeelden

1. Dichter rühmen Eure Heldentaten.
   De dichters spreken van je daden.
2. Werdet Ihr meine Augen nicht rühmen?
   Gaat u mijn ogen niet prijzen?
3. Die Deutschen können sich der Verhaftung rühmen.
   De Duitsers mogen de arrestatie uitvoeren.
4. Die Zeitungen rühmen ihn weil er Farbige einstellt.
   De pers roemt hem omdat hij zwarten in dienst neemt.
5. Wir rühmen uns damit, Vintage-Kleidung zu erhalten und schützen.
   Wij conserveren en beschermen vintagekleren. Daar zijn we trots op.
6. Obwohl Japan verloren hat... wird eines Tages... unser Volk eure Hingabe rühmen.
   Ofschoon Japan heeft verloren... zal onze toewijding eens door ons volk geëerd worden.
7. Da wollte wohl jemand den Helden spielen und sich mit ihrer Verhaftung rühmen.
   De plaatselijke hulpsheriff wil zeker indruk maken met een moordzaak.
8. Devon kann sich einer großen Anzahl erstklassiger Frühstückspensionen rühmen, aber diese hier steht ganz oben auf der Liste
   Devon heeft een groot aantal topklasse bed & breakfasts maar deze is het neusje van de zalm

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden