NL: quitten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gequit
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik quit jij quit hij quit wij quitten jullie quitten zij quitten
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gequit jij hebt gequit hij heeft gequit wij hebben gequit jullie hebben gequit zij hebben gequit
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik quitte jij quitte hij quitte wij quitten jullie quitten zij quitten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gequit jij had gequit hij had gequit wij hadden gequit jullie hadden gequit zij hadden gequit
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal quitten jij zult quitten hij zal quitten wij zullen quitten jullie zullen quitten zij zullen quitten
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gequit hebben jij zult gequit hebben hij zal gequit hebben wij zullen gequit hebben jullie zullen gequit hebben zij zullen gequit hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou quitten jij zou quitten hij zou quitten wij zouden quitten jullie zouden quitten zij zouden quitten
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gequit hebben jij zou gequit hebben hij zou gequit hebben wij zouden gequit hebben jullie zouden gequit hebben zij zouden gequit hebben
|
Gebiedende wijs |
quit
|
Aanvoegende wijs |
quitte |