Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: quadrupleren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gequadrupleerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik quadrupleer
jij quadrupleert
hij quadrupleert
wij quadrupleren
jullie quadrupleren
zij quadrupleren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gequadrupleerd
jij hebt gequadrupleerd
hij heeft gequadrupleerd
wij hebben gequadrupleerd
jullie hebben gequadrupleerd
zij hebben gequadrupleerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik quadrupleerde
jij quadrupleerde
hij quadrupleerde
wij quadrupleerden
jullie quadrupleerden
zij quadrupleerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gequadrupleerd
jij had gequadrupleerd
hij had gequadrupleerd
wij hadden gequadrupleerd
jullie hadden gequadrupleerd
zij hadden gequadrupleerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal quadrupleren
jij zult quadrupleren
hij zal quadrupleren
wij zullen quadrupleren
jullie zullen quadrupleren
zij zullen quadrupleren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gequadrupleerd hebben
jij zult gequadrupleerd hebben
hij zal gequadrupleerd hebben
wij zullen gequadrupleerd hebben
jullie zullen gequadrupleerd hebben
zij zullen gequadrupleerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou quadrupleren
jij zou quadrupleren
hij zou quadrupleren
wij zouden quadrupleren
jullie zouden quadrupleren
zij zouden quadrupleren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gequadrupleerd hebben
jij zou gequadrupleerd hebben
hij zou gequadrupleerd hebben
wij zouden gequadrupleerd hebben
jullie zouden gequadrupleerd hebben
zij zouden gequadrupleerd hebben

Gebiedende wijs
quadrupleer

Aanvoegende wijs
quadruplere

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden