Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: pulseren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gepulseerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik pulseer
jij pulseert
hij pulseert
wij pulseren
jullie pulseren
zij pulseren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gepulseerd
jij hebt gepulseerd
hij heeft gepulseerd
wij hebben gepulseerd
jullie hebben gepulseerd
zij hebben gepulseerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik pulseerde
jij pulseerde
hij pulseerde
wij pulseerden
jullie pulseerden
zij pulseerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gepulseerd
jij had gepulseerd
hij had gepulseerd
wij hadden gepulseerd
jullie hadden gepulseerd
zij hadden gepulseerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal pulseren
jij zult pulseren
hij zal pulseren
wij zullen pulseren
jullie zullen pulseren
zij zullen pulseren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gepulseerd hebben
jij zult gepulseerd hebben
hij zal gepulseerd hebben
wij zullen gepulseerd hebben
jullie zullen gepulseerd hebben
zij zullen gepulseerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou pulseren
jij zou pulseren
hij zou pulseren
wij zouden pulseren
jullie zouden pulseren
zij zouden pulseren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gepulseerd hebben
jij zou gepulseerd hebben
hij zou gepulseerd hebben
wij zouden gepulseerd hebben
jullie zouden gepulseerd hebben
zij zouden gepulseerd hebben

Gebiedende wijs
pulseer

Aanvoegende wijs
pulsere

Voorbeelden

  1. Ik voelde het water pulseren.
    I felt the water pulsating.
  2. Dat pulseren is hun manier van zwemmen.
    That pulsing is how it swims.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden