Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: pruilen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gepruild

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik pruil
jij pruilt
hij pruilt
wij pruilen
jullie pruilen
zij pruilen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gepruild
jij hebt gepruild
hij heeft gepruild
wij hebben gepruild
jullie hebben gepruild
zij hebben gepruild

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik pruilde
jij pruilde
hij pruilde
wij pruilden
jullie pruilden
zij pruilden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gepruild
jij had gepruild
hij had gepruild
wij hadden gepruild
jullie hadden gepruild
zij hadden gepruild

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal pruilen
jij zult pruilen
hij zal pruilen
wij zullen pruilen
jullie zullen pruilen
zij zullen pruilen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gepruild hebben
jij zult gepruild hebben
hij zal gepruild hebben
wij zullen gepruild hebben
jullie zullen gepruild hebben
zij zullen gepruild hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou pruilen
jij zou pruilen
hij zou pruilen
wij zouden pruilen
jullie zouden pruilen
zij zouden pruilen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gepruild hebben
jij zou gepruild hebben
hij zou gepruild hebben
wij zouden gepruild hebben
jullie zouden gepruild hebben
zij zouden gepruild hebben

Gebiedende wijs
pruil

Aanvoegende wijs
pruile

Voorbeelden

  1. Officieel pruil ik nu.
    I am now officially pouting.
  2. Pruil, zo eten we niet in dit huis.
    Sulk, we don 't eat like that in this household.
  3. Moet je ze zien pruilen?
    Look at them sulking over there.
  4. Ja, ik weet het, pruilen.
    Yeah, I know, pouting!
  5. waarom beginnen je lippen te pruilen?
    Why do your lips begin to frown?
  6. Blijf je de hele dag pruilen?
    Are you going to pout all day?
  7. Toen jij aan het pruilen was?
    When you were moping?
  8. Blijf je de hele avond pruilen?
    Are you gonna pout all night?
  9. Niet pruilen, Natasha, maar dat kan ze niet.
    You may mock, Natasha, but she can 't.
  10. Ze ligt de hele dag door te pruilen.
    She spends all day lying around pouting.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden