Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: provoceren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geprovoceerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik provoceer
jij provoceert
hij provoceert
wij provoceren
jullie provoceren
zij provoceren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geprovoceerd
jij hebt geprovoceerd
hij heeft geprovoceerd
wij hebben geprovoceerd
jullie hebben geprovoceerd
zij hebben geprovoceerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik provoceerde
jij provoceerde
hij provoceerde
wij provoceerden
jullie provoceerden
zij provoceerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geprovoceerd
jij had geprovoceerd
hij had geprovoceerd
wij hadden geprovoceerd
jullie hadden geprovoceerd
zij hadden geprovoceerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal provoceren
jij zult provoceren
hij zal provoceren
wij zullen provoceren
jullie zullen provoceren
zij zullen provoceren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geprovoceerd hebben
jij zult geprovoceerd hebben
hij zal geprovoceerd hebben
wij zullen geprovoceerd hebben
jullie zullen geprovoceerd hebben
zij zullen geprovoceerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou provoceren
jij zou provoceren
hij zou provoceren
wij zouden provoceren
jullie zouden provoceren
zij zouden provoceren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geprovoceerd hebben
jij zou geprovoceerd hebben
hij zou geprovoceerd hebben
wij zouden geprovoceerd hebben
jullie zouden geprovoceerd hebben
zij zouden geprovoceerd hebben

Gebiedende wijs
provoceer

Aanvoegende wijs
provocere

Voorbeelden

  1. Provoceer mij niet, Tom.
    Do not provoke me, Tom.
  2. Provoceer me maar niet.
    You probably shouldn 't push me.
  3. Provoceer het tribunaal niet.
    Provoking the tribunal not.
  4. Provoceer hem niet meer.
    Don 't provoke him any more
  5. Provoceer niet zo Stacey.
    provoke not Stacey.
  6. Waarom provoceer je hem nou?
    What are you provoking him for?
  7. Pap, ik provoceer je gewoon.
    Dad, I was just being provocative.
  8. Maar ik herhaal, provoceer ze niet.
    But I repeat, do not provoke them.
  9. Provoceer hem niet, hij heeft een geweer.
    Don 't provoke him, he has a gun.
  10. Wat je ook doet, provoceer die vent niet.
    No matter what you do, do not provoke this guy.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden