NL: protocolleren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geprotocolleerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik protocolleer jij protocolleert hij protocolleert wij protocolleren jullie protocolleren zij protocolleren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geprotocolleerd jij hebt geprotocolleerd hij heeft geprotocolleerd wij hebben geprotocolleerd jullie hebben geprotocolleerd zij hebben geprotocolleerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik protocolleerde jij protocolleerde hij protocolleerde wij protocolleerden jullie protocolleerden zij protocolleerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geprotocolleerd jij had geprotocolleerd hij had geprotocolleerd wij hadden geprotocolleerd jullie hadden geprotocolleerd zij hadden geprotocolleerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal protocolleren jij zult protocolleren hij zal protocolleren wij zullen protocolleren jullie zullen protocolleren zij zullen protocolleren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geprotocolleerd hebben jij zult geprotocolleerd hebben hij zal geprotocolleerd hebben wij zullen geprotocolleerd hebben jullie zullen geprotocolleerd hebben zij zullen geprotocolleerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou protocolleren jij zou protocolleren hij zou protocolleren wij zouden protocolleren jullie zouden protocolleren zij zouden protocolleren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geprotocolleerd hebben jij zou geprotocolleerd hebben hij zou geprotocolleerd hebben wij zouden geprotocolleerd hebben jullie zouden geprotocolleerd hebben zij zouden geprotocolleerd hebben
|
Gebiedende wijs |
protocolleer
|
Aanvoegende wijs |
protocollere |