NL: proponeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geproponeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik proponeer jij proponeert hij proponeert wij proponeren jullie proponeren zij proponeren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geproponeerd jij hebt geproponeerd hij heeft geproponeerd wij hebben geproponeerd jullie hebben geproponeerd zij hebben geproponeerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik proponeerde jij proponeerde hij proponeerde wij proponeerden jullie proponeerden zij proponeerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geproponeerd jij had geproponeerd hij had geproponeerd wij hadden geproponeerd jullie hadden geproponeerd zij hadden geproponeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal proponeren jij zult proponeren hij zal proponeren wij zullen proponeren jullie zullen proponeren zij zullen proponeren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geproponeerd hebben jij zult geproponeerd hebben hij zal geproponeerd hebben wij zullen geproponeerd hebben jullie zullen geproponeerd hebben zij zullen geproponeerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou proponeren jij zou proponeren hij zou proponeren wij zouden proponeren jullie zouden proponeren zij zouden proponeren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geproponeerd hebben jij zou geproponeerd hebben hij zou geproponeerd hebben wij zouden geproponeerd hebben jullie zouden geproponeerd hebben zij zouden geproponeerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
proponeer
|
| Aanvoegende wijs |
| proponere |