Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: pronken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gepronkt

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik pronk
jij pronkt
hij pronkt
wij pronken
jullie pronken
zij pronken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gepronkt
jij hebt gepronkt
hij heeft gepronkt
wij hebben gepronkt
jullie hebben gepronkt
zij hebben gepronkt

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik pronkte
jij pronkte
hij pronkte
wij pronkten
jullie pronkten
zij pronkten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gepronkt
jij had gepronkt
hij had gepronkt
wij hadden gepronkt
jullie hadden gepronkt
zij hadden gepronkt

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal pronken
jij zult pronken
hij zal pronken
wij zullen pronken
jullie zullen pronken
zij zullen pronken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gepronkt hebben
jij zult gepronkt hebben
hij zal gepronkt hebben
wij zullen gepronkt hebben
jullie zullen gepronkt hebben
zij zullen gepronkt hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou pronken
jij zou pronken
hij zou pronken
wij zouden pronken
jullie zouden pronken
zij zouden pronken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gepronkt hebben
jij zou gepronkt hebben
hij zou gepronkt hebben
wij zouden gepronkt hebben
jullie zouden gepronkt hebben
zij zouden gepronkt hebben

Gebiedende wijs
pronk

Aanvoegende wijs
pronke

Voorbeelden

  1. Ik bedoel, je hebt een goed lijf, pronk ermee.
    I mean, you have somewhat of a body, flaunt it.
  2. Dus, breng je skinny benen terug en pronk met ze.
    So, get your skinny legs back out there and flaunt them.
  3. Moet vermoeiend zijn, al dat aaien en strelen van al die pronk vrouwtjes.
    Must 've been exhausting, pulling the knock-and-tickle on all those trophy wives.
  4. Dit is geen pronken?
    This isn 't flaunting?
  5. Daar moet je mee pronken.
    You just gotta flaunt it.
  6. Ben ik aan het pronken?
    Am I making a show?
  7. Hij loopt maar te pronken...
    And he is strutting around...
  8. Pronken met hun halsbanden met tinkelende belletjes.
    Flaunting their collars with tinkly bells
  9. Ik ben gaan pronken met mijn geld.
    I have become ostentatious with my good fortune.
  10. Nou, ze pronken daar niet mee, wel?
    Well, they don 't parade that, do they?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden