Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: projecteren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geprojecteerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik projecteer
jij projecteert
hij projecteert
wij projecteren
jullie projecteren
zij projecteren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geprojecteerd
jij hebt geprojecteerd
hij heeft geprojecteerd
wij hebben geprojecteerd
jullie hebben geprojecteerd
zij hebben geprojecteerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik projecteerde
jij projecteerde
hij projecteerde
wij projecteerden
jullie projecteerden
zij projecteerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geprojecteerd
jij had geprojecteerd
hij had geprojecteerd
wij hadden geprojecteerd
jullie hadden geprojecteerd
zij hadden geprojecteerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal projecteren
jij zult projecteren
hij zal projecteren
wij zullen projecteren
jullie zullen projecteren
zij zullen projecteren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geprojecteerd hebben
jij zult geprojecteerd hebben
hij zal geprojecteerd hebben
wij zullen geprojecteerd hebben
jullie zullen geprojecteerd hebben
zij zullen geprojecteerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou projecteren
jij zou projecteren
hij zou projecteren
wij zouden projecteren
jullie zouden projecteren
zij zouden projecteren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geprojecteerd hebben
jij zou geprojecteerd hebben
hij zou geprojecteerd hebben
wij zouden geprojecteerd hebben
jullie zouden geprojecteerd hebben
zij zouden geprojecteerd hebben

Gebiedende wijs
projecteer

Aanvoegende wijs
projectere

Voorbeelden

  1. Dat ik een relatie probleem projecteer?
    Me projecting some relationship issue?
  2. Ik projecteer mijn herinneringen niet op jou.
    I 'm not projecting my memories onto you.
  3. Heksenoog, projecteer het ontwerp op het scherm.
    Witch Eye, project the design plan on the screen.
  4. Concentreer je en projecteer het op m' n gedachten.
    Now concentrate and project that onto the back of my mind.
  5. Projecteer je eigen lafheid niet naar de rest van ons.
    Don 't attribute your own cowardice to the rest of us.
  6. En volgens mij projecteer je dit een beetje vanwege jouw vader.
    And I think you might be projecting a little because of your dad.
  7. Projecteer een beeld van perfecte slaap in het midden van mijn geest.
    Project an image of perfect sleep into the centre of my mind.
  8. Ik moest het alleen projecteren.
    Just needed to project it.
  9. Kun je dit op het scherm projecteren?
    Can you put this page on the screen? Sure can.
  10. Ik ga mezelf projecteren in de hoofdcomputer.
    I 'm going to project myself into the main frame computer.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden