1. MWB
  2. Werkwoord vervoegen
  3. profit

Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

EN: to profit    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Gerund
profitting

Present simple (ott)
I profit
you profit
he profits
we profit
you profit
they profit

Present perfect (vtt)
I have profitted
you have profitted
he has profitted
we have profitted
you have profitted
they have profitted

Past Simple (ovt)
I profitted
you profitted
he profitted
we profitted
you profitted
they profitted

Past perfect (vvt)
I had profitted
you had profitted
he had profitted
we had profitted
you had profitted
they had profitted

Present future (ottt)
I will profit
you will profit
he will profit
we will profit
you will profit
they will profit

Present future perfect (vttt)
I will have profitted
you will have profitted
he will have profitted
we will have profitted
you will have profitted
they will have profitted

Past future (ovtt)
I would profit
you would profit
he would profit
we would profit
you would profit
they would profit

Past future perfect (vvtt)
I would have profitted
you would have profitted
he would have profitted
we would have profitted
you would have profitted
they would have profitted


Voorbeelden

  1. Profit centre
    Winstcentrum
  2. profit remittance
    afdracht winst
  3. Anticipated profit.
    De winstverwachting.
  4. Profit monitoring
    Rendementsopvolging
  5. profit responsibility
    resultaatverantwoordelijk
  6. They profit here.
    Het hier uitgeven.
  7. To create profit.
    Het maken van winst.
  8. How can I profit?
    Wat heb ik eraan?
  9. How does he profit?
    Hoe maakt hij winst?
  10. Holt... all about profit.
    Bij Holt... draaide alles om geld.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden



Vaakst vervoegd

Hier zie je een overzicht van de 30 vaakst vervoegde werkwoorden voor de vijf talen die we op mijnwoordenboek gebruiken.

Nederlandse werkwoorden

willen verdienen worden zijn vinden bedoelen kunnen houden hebben meten vermelden vertellen varen gelden beantwoorden zeggen bestellen begeleiden updaten reizen bereiden leiden plannen gaan verwijderen stelen bidden besteden denken bellen

Franse werkwoorden

être avoir aller faire pouvoir vouloir venir devoir voir prendre savoir partir connaître recevoir dire mettre finir lire boire choisir envoyer sortir falloir dormir écrire appeler croire manger devenir vivre

Duitse werkwoorden

sein werden haben können mögen gehen wollen müssen essen finden sehen stressen lesen dürfen fahren misten sollen kommen nehmen tun machen geben sprechen lassen helfen laufen arbeiten wohnen schlafen halten

Spaanse werkwoorden

ser sentir tener hacer ver teñir ir estar servir haber poder mentir querer dar fuir saber decir hablar salir empezar volver comer seguir vivir gustar pedir encontrar grillarse latir pensar llamar conocer preferir jugar llegar

Engelse werkwoorden

send read be have spend choose go lead mean hear teach lie think see quit can do build meet take say get run fall fair buy put eat lay make learn wear begin barbecue will give find want know drink work write try